Lezing

Arm en rijk in de Kempen

Peerke's hut op de Zeelster Hei met de fabrikantenfamilie Bazelmans.

zondag 28 oktober 2012
Arm en Rijk in de Kempen
“Foto’s liegen de werkelijkheid”
in het kader van de landelijke Maand van de Geschiedenis
Lezing door Cor van der Heijden

Eeuwenlang gold de Kempen als een van armste regio’s van ons land. De armoede was spreekwoordelijk en inspireerde kunstenaars (o.a. Victor de Buck en Antoon Schellens). Zaligheid betekende in eerste instantie armzaligheid. Industrialisatie en mondialisering brachten toenemende welvaart en rijkdom. Tegelijkertijd kwam het oorspronkelijke karakter van de regio onder druk te staan. Tegenwoordig huisvest de Kempen een van ‘s werelds meest succesvolle industriële ondernemingen. Wat gebeurde er ondertussen met de armoede en hoe zat het met de rijkdom?

Cor van der Heijden (Hulsel, 1957) is historicus. In 1995 promoveerde hij op het proefschrift “Het heeft niet willen groeien” over zuigelingen- en kindersterfte omstreeks 1900. Verder is hij o.a. mede-auteur, samen met Gerard Rooijakkers, van het boek “Kempische boeren en Vlaamse vissers” en levert hij met zekere regelmaat historische bijdragen aan de NRC. In januari 2011 ontving hij de Historische Prijs Noord-Brabant.

Samenvatting van de lezing

Armoe?
De begrippen “arm” en “rijk” betekenden voor onze voorouders vaak iets anders dan we in eerste instantie geneigd zijn te denken. Er is maar weinig opgeschreven door de vroegere Kempenaren. Maar aan de hand van spreuken en zegswijzen, zoals verzameld door meester Panken uit Bergeijk en Hein Mandos uit Waalre toonde Van der Heijden aan dat het begrip “arm” aanzienlijk vaker voorkwam dan “rijk”. Ook wordt niet altijd duidelijk of de aanduiding “arm” een positieve of een negatieve betekenis had. Bijvoorbeeld “ruimte schaait nie als ‘t geen ermoei is” werd gezegd door een moeder tegen haar protesterende kinderen die kleren moesten dragen die op de groei gekocht waren. Hieruit vloeit al snel de vraag voort: was armoe vroeger wel de armoe zoals wij die tegenwoordig toedelen aan de Kempenaren van de vorige eeuwen. Hoe arm was eigenlijk Brabant in vroeger dagen, in het bijzonder de Kempen?

Verkeerd beeld
De geschiedschrijving van Noord-Brabant besteedt doorgaans niet veel aandacht aan bedelaars, criminelen en andere mensen uit de onderlagen van de bevolking. Ook de opbouw van de bevolking en de geboorte- en sterftecijfers gedurende de 19e eeuw wijzen niet naar de gevolgen van armoede. De afwijkingen in de cijfers zijn meer het gevolg van ziekte (cholera ten tijde van de Belgische opstand in de jaren direct na 1830) en gebrekkige voeding (gevolg van de aardappelziekte rond 1850). De literatuur over het verleden is bovendien nogal eens gekleurd door wat men wilde zien in oude afbeeldingen en niet wat er echt was. Zowel schilders als fotografen ensceneerden hun afbeeldingen. Als voorbeeld hiervoor toont Van der Heijden enkele oude foto’s die door photoshoppen veranderd zijn, zoals de foto’s van Lenin met en zonder de later in onmin geraakte Trotski. Op die manier liet men (niet) zien wat men graag wilde dat er (niet) gezien werd.


Ontstaan van realistische fotografie en schilderkunst

Vanuit de geschiedenis van de fotografie legt Van der Heijden uit dat de eerste foto’s nog geen spontane afbeeldingen kenden. Ten gevolge van de noodzakelijke lange sluitertijden tonen ze stijve personages: beelden zonder enige dynamiek. Naarmate het maken van foto’s gemakkelijker werd konden ook meer beelden achter elkaar gemaakt worden, en met positieveranderingen van mens en voorwerp. Net als fotografen gingen schilders eind 1880-er jaren meer naar buiten voor hun onderwerpen. Bijvoorbeeld Barbizon bij Parijs, Laren in ‘t Gooi en Oosterbeek in Gelderland. En zo kwamen er ook meer beelden van “dicht bij de grond levende mensen” en “pastorale puurheid”, zoals bosgezichten, boerentaferelen, vissers (dus geen techniek in het beeld). Ook werden “snel” gemaakte foto’s van (buiten-)onderwerpen gebruikt als schets voor een schilderij, waar de schilder dan weer veranderingen in het beeld aanbracht. Bekende samenwerking van fotografen en kunstschilders zijn te vinden in de schilderkolonies in Laren en later ook in Heeze.

Antoon Schellens
De eerste fotografen waren professionals, later kreeg vooral de gegoede burger als amateur het fototoestel lief. Zo hebben Victor de Buck en Joseph Gindra rond 1850 het leven in onze regio op beeld gezet. In het begin van de 20e eeuw werd  Anto(o)n Schellens als fotograaf bekend en hij zocht veel contact met de schilders van de kolonie van Heeze. Na Antoon Schellens -fabrikant, politicus en kunstverzamelaar, lid van de commissie van toezicht van het net opgerichte Eindhovensche Stedelijk van Abbe Museum en oprichter van de Eindhovensche Amateur-foto Vereniging (EAV)- in de tijd te hebben geplaatst en zijn leven beschreven te hebben, toonde Van der Heijden een aantal van zijn foto’s. Door jarenlang onderzoek heeft Van der Heijden een groot aantal gegevens over de foto’s van Schellens (48 buitenopnames, 4 portretten en vele interieurfoto’s) kunnen achterhalen, zoals onder andere tijd en plaats van opname. Zelfs de naam van een veel door hem gefotografeerd model heeft hij achterhaald: Trien van Engelen–van Rooij, geboren in Meerveldhoven. Doordat Schellens veel van zijn foto’s naar fototentoonstellingen en fotowedstrijden stuurde, werd hij en zijn werk breder bekend en is zijn werk ook goed bewaard gebleven. Thans bevindt het zich vooral in het Museum Boymans van Beuningen en bij het Brabants Fotoarchief.

Foto’s geven geen uitsluitsel
Aan de hand van de foto’s van Schellens laat Van der Heijden overtuigend zien dat het niet terecht is om aan die beelden harde conclusies te verbinden ten aanzien van de werkelijke armoede en rijkdom in de Kempen in het begin van de vorige eeuw.