Zilster Kroniek

Ant van Gerwen

Het bestuur van de KAV in 1951 met in het midden voorzitter Ant van Gerwen en kapelaan van Duijnhoven

Ant van Gerwen: sterke vrouw, kerks en sociaal
door Thieu Vlemmix

In de volksmond heette ze Ant Prop: een sterke vrouw, godsvruchtig en vrijgezel. Ze had een bijzondere positie binnen de Zilster gemeenschap tijdens een groot deel van de vorige eeuw. Dit is een kort verhaal, een schets, en soms een schaterlach, bij haar manier van doen en leven. Of toch, wat we er ons zoal van herinneren.

In 1893 aanschouwde Ant van Gerwen op de Heuvel het levenslicht. In die tijd waren de weinters nog vurdimmus kauw en de zommers sakkerdjuus heet. Er was er in Zilst nog geen bestrating. In de natte herfsten maakten bestendig neergutsende regens de dorpskom tot één natte smurrie. De venijnige westenwinden die vanuit de Heuvelstraat kwamen aanzwellen, jakkerden dwers dur ut zielement van Zilst hinne. Het verplaatsbare kiosk werd nog halfjaarlijks verpacht aan de hoogste bieder onder de kasteleins. Mannen van wielerclub ‘de Zwaluw’ deden hun behendigheidswedstrijden rond datzelfde kiosk. En rijtuigen hadden er nog niets te duchten van de auto. Daar, en in die tijd, groeide Ant op.

Met nog maar twaalfhonderd inwoners was ons dorp industrieel toch al van enig aanzien door zijn vier linnenweverijen. Binnen luttele jaren zou daar nog de grote sigarenfabriek Duc George bijkomen. Op jeugdige leeftijd verhuisde Ant met haar ouders naar de Heuvelstraat. Daar ging het gezin wonen op het huidige nummer achttien. Dat pand staat er nog steeds. In 1925 bouwde Ant samen met haar broer Antoon een huis naast de ouderlijke woning. Nichtje Tonnie van Lieshout kwam op vijfjarige leeftijd bij haar inwonen. Later begon deze Tonnie – samen met haar man Jan – er het bekende snoepwinkeltje van Jantje de Ruijter. Wie was ze eigenlijk, deze Ant? Wat precies maakte haar zo bijzonder? En ook: hoe kwam ze aan haar bijnaam Prop?

Grenzeloze bewondering
Ant van Gerwen, de kerk en de pastoor vormden nog net geen heilige drie-eenheid. Maar ze waren wel bijna dagelijks in elkaars nabijheid te vinden. Haar bewondering voor pastoor B. van Welie kende nauwelijks grenzen. Ze deed veel werk voor hem en de kerk. Meestal was de wil van de dorpsherder voor Ant wet. Soms echter kon ze het niet laten, dan pruttelde ze tegen. Omdat ze simpelweg slecht haar mond kon houden. Het was eruit voor ze er erg in had. Zo had ze op een dag bedisseld dat de pastoor maar eens vanaf de preekstoel moest afroepen, hoe en wanneer de beminde gelovigen zich konden melden voor de bedevaart naar Kevelaer. Het antwoord van het breedsprakerige geestelijke opperhoofd – dat zijn preken altijd doorspekte met woorden ‘als het ware’ en ‘nietwaar’ – was resoluut: hij had er geen tijd voor. Ant deed nog een vertwijfelde poging: “As ge 25 kirre minder ‘als het ware’ en ‘nietwaar’ zegt, dan hauwde nog tijd zat over um de beevart nur Kevelaer af te roepe”. Zó, die zat, dacht ze. Daarbij was ze er zich niet van bewust, de grens van het betamelijke te hebben opgezocht. De kerkvorst vertrok geen spier van zijn gezicht, zag af van verdere uitleg, en bleef ook later stug volharden in z’n wollige spreektrant. Het woord Kevelaer kwam niet over zijn lippen. Ant kon haar tong wel afbijten. Ze had op alle fronten verloren!

Haar bijnaam
Voor zover we weten, heeft Ant nooit verkering gehad. Ongetwijfeld is ze wel eens begeerd geweest. Immers, op ieders potje… Maar naar het deksel ervan is ze kennelijk nooit op zoek geweest. Ze had het trouwens veel te druk met andere dingen. Leven in de schaduw of marge van de maatschappij, dat lag vrouw Van Gerwen niet. Ze stond liever midden in het dorpsleven. Sterker nog, ze liep voorop.

ls sigarenmaakster ‘frotte’ ze eerst bij Velasques, daarna bij Duc George. Op een morgen vroeg Ant aan Harrie Senders, zoon van Janus Senders de ijscoman, die ook bij Duc George werkte: “Zo Harrie, is ‘dieje vette’ van jullie (bedoeld werd de broodmagere vader van Harrie) al wakker?”. “Ja”, zo luidde het gevatte antwoord, “hij was vammèrge al vruug op de proppe”. Via haar vader – een verwoed kaartspeler – kwam zij aan de bijnaam Ant Prop. Het kaartspel dat hij speelde, werd namelijk proppen genoemd. Ant kende dit kaartspel ook en ze bleek het fanatisme van haar vader te hebben geërfd. In onze kleine gemeenschap was er dan niet veel voor nodig om snel een passende bijnaam te verwerven.

Sociaal
Zonder man of kinderen, had Ant veel tijd over. Dat ze die nuttig gebruikte, blijkt uit dit indrukwekkende rijtje: de Werkliedenvereniging – waarvan ze medeoprichtster en bestuurslid was van 1920 tot 1940 – de K.A.V. ofwel Katholieke Arbeiders Vrouwen, afdeling Zilst. Ze was er mede oprichtster van en later tevens voorzitster. Verder zat ze in het bestuur van de Herwonnen Levenskracht, het Wit-Gele Kruis, ‘t Sociaal Charitatief Centrum en het Kanunnik van Schaikfonds. Daar kwam nog een bestuursfunctie binnen de Tabakswerkersbond bij. In de crisisjaren deed zij bovendien de uitkeringen van mensen die bij de werkverschaffing werkten.


Het bestuur van de KAV in 1951 met vlnr Maria Louwers, Mien van Barschot, Ant van Gerwen (voorzitter), kapelaan van Duijnhoven, Cor Roosen en Anna van Rooy. 

Een beetje ondoordacht
In de oorlog stond ze de aan ‘goeie kant’. Ze was bovendien niet bang uitgevallen. Eerder had ze iets roekeloos over zich. Zo zaten er bij haar in huis onderduikers. Bij razzia’s was zij dikwijls degene die de mensen waarschuwde. Haar goeie bedoelingen liepen wel eens fout af, omdat ze voorbarig of ondoordacht handelde. Ant was er eens getuige van was dat NSB’ers in de Binnenweg folders in de brievenbussen aan het stoppen waren. Ze dacht geen moment na en haalde die er even vlug weer uit. Passerende Duitse soldaten betrapten haar, en maakten aanstalten om haar mee te nemen. Het waren nota bene de NSB’ers zelf, die te hulp schoten. Ze overtuigden de soldaten om ‘die vrouw’ te laten lopen, omdat ze toch ‘niet goed snik’ zou zijn. Een ander voorbeeld – in dit geval van wat onschuldiger aard – is dat van de ganzen. Ergens op bezoek waar ze ganzen hielden, was ze meteen aan de beesten verknocht. De beurs werd zonder aarzelen open getrokken. Daarna ging het met drie ganzen op huis an, waar ze de beestjes bij de kippen in de ren zette. Neefje Huub had met belangstelling toegekeken en was niet te beroerd om zijn tante een goed advies te geven. Zijn verhaal, dat ganzen heel veel water nodig hebben, klonk overtuigend. Ant was meestal niet iemand van halve maatregelen, ook nu niet. Dus haalde ze onmiddellijk een grote badkuip tevoorschijn. En ze vulde die tot overloopus toe met water. Een catastrofe stond op punt van gebeuren: de volgende morgen lag een handvol kippen met de poten omhoog in het water. Ze waren verzopen! De kinderen, Huubje voorop, hadden er de grootste lol in. Ant echter, was tot tranen bewogen.

Waar ze verscheen had ze al gauw haar woordje klaar. Gemakkelijk kwam je er niet tussen als ze eenmaal haar mening aan het formuleren was. Men hoorde haar zelden zwijgen. En een eenmaal door haar ingenomen standpunt veranderen, stond gelijk aan ‘trekke an un dooi perd’. Soms vond men haar mening belangrijk. Toen achternichtje Joke op een keer op bezoek kwam met haar vriend, vroeg ze aan haar tante wat die van hem vond. “Dat weet ik pas als ik hem heb zien eten”, luidde het vreemde antwoord. Nadat de vrijer een keertje had meegegeten, zei Ant: “Hou hem maar, je hebt er een goeie aan”. Haar nichtje vroeg verbaasd, hoe ze daarbij kwam. “Wel”, zo klonk het, “het is een vlugge eter. Vlugge eters zijn vlugge werkers, die kunnen goed de kost verdienen”.

Alles te voet
Alledaags waren ook haar hobby’s niet: ze hield varkens en vogels en ze beheerste veel kaartspelen. Dankzij tante Ant, konden de gezinsleden al op zeer jeugdige leeftijd rikken. Ook lopen deed ze graag en veel. Minstens één keer in de week ging ze samen met vriendin Kee van Beek kaarten bij Trieneke Renders, vooraan in de Polderstraat, bij dun tip met de Djept (bij Cuylits) en de Linde. Het vage karrenspoor er naartoe, ging dwars door boerenland. Daar kwam normaal alleen de boer met paard, kar en of eg. En soms liepen wij er doorheen, op weg naar de school in het dorp. Vooral in de tijd dat Trieneke in dun boogurd lekkere sterappels hai. Mensen zagen regelmatig hoe Kee en Ant, druk keuvelend en gearmd, over het land terug kwamen na het kaarten. Het voorval van die keer, dat één van de twee uitgleed in de modder, is in het dorp veel besproken. Het tafereel werd namelijk nog komischer omdat de één probeerde de ander uit het slijk te trekken, vervolgens zelf ook uitgleed en er naast belandde. Twee spartelende vrouwen op leeftijd, die langdurig vruchteloze pogingen ondernamen om zichzelf en elkaar uit de benarde positie te bevrijden, dat gaf proat genoeg in Zilst.

De fiets of een ander vervoermiddel kende Ant van Gerwen niet. Niemand zag haar anders dan te voet. Dagelijks beende ze met flinke passen, en met een grote boodschappentas, door de dorpskom. Onderweg  wisselde ‘Ant de Krant’ alle nieuwtjes uit. Verder dan d’r eigen Zilst kwam ze nauwelijks. Op vakantie ging ze niet. Ze had al heimwee als ze in buurdorp Meerveldhoven was voor de aanbidding van de heilige maagd Maria. Toch nam ze zelf het initiatief voor de bedevaarten er naartoe. Wanneer er iemand uit de Heuvelstraat op sterven lag, en het sacrament van de stervenden had ontvangen, dan trokken mensen uit de straat in een lange stoet naar de kapel van Meerveldhoven. Ant liep als voorbidster statig voorop. De Pater Noster op borsthoogte. Steeds luider klonken de smeekbeden in de vorm van litanieën. Haar spreekwoordelijke ongeduld klonk er gaandeweg in door. Alsof ze de genezing wilde afdwingen. Drie dagen achter elkaar ging dat zo. Als God dan nog niet door de knieën was gegaan, en de zieke overleed, werd hetzelfde tafereel herhaald. Nu voor het zielenheil van de dode. Ook voor haar kwam dat moment. Aan het turbulente leven van deze bijzondere inwoonster van Zilst kwam namelijk in 1974 een einde. Zij stierf op 10 oktober, 81 jaar oud, te Eindhoven in het ziekenhuis.

Romantiek
Een stevige bui zorgt, in het Zilst van nu, al snel voor overlopende rioleerputjes. Auto’s verdringen zich er gehaast op de vele toegangs- en doorgangswegen. De romantiek van ‘toen’ heeft kennelijk veel ingeleverd. Maar toch: vanuit mijn appartement de Reijenburg kijk ik neer op het glimmende asfalt van de Heerbaan, waarop zich in de vroege uren van de nacht de glans van de maan weerkaatst. En in de verte baadt onze stoere dorpskerk met nieuwe gouden haan in een zee van licht…

Met speciale dank aan de leden van de werkgroep Zilster Kroniek voor hun  inbreng: Leo Loijen (voorzitter), Jos Kastelijns (fotografie), Wim Senders en Steef Pas.

©2007 Stichting Zeelst Schrijft Geschiedenis