Lezing van bier- en brouwerijkenner Jan van de Kerkhof op zondag 27 oktober 2013 om 14.00 uur.
Naast een historische schets over de plaats van het café door de eeuwen heen, zal Van de Kerkhof op zijn geheel eigen wijze stilstaan bij de overheidsbemoeienis, de locaties en de grote diversiteit aan drankverstrekkende bedrijven. Uitgebreid en gelardeerd met lokale en regionale anekdotes zal hij daarbij ook de verschillende activiteiten, verenigingen en gewoonten in en rond cafés de revue laten passeren.
In veel oudere cafés was de achterwand van de bar voorzien van een spiegel.
Die spiegel zal Van de Kerkhof deze middag aan zijn toehoorders voorhouden. Vele zaken zullen daarbij vertrouwd voorkomen, maar veel zal ook nieuw zijn.
Wie is Jan van de Kerkhof?
Jan van de Kerkhof (Eindhoven 1945) is het grootste gedeelte van zijn actieve loopbaan, ruim 36 jaar, werkzaam geweest bij de Dommelsche Bierbrouwerij in Dommelen. Naast zijn werk op de afdeling Public Relations heeft hij zich daarbij verdiept in het product bier, de brouwerijhistorie, de gebruikte attributen en de plaats en maatschappelijke rol van de brouwer in de samenleving, vroeger en nu.
Jan van de Kerkhof
Na zijn pensionering in 2005 is hij zijn interesse in het product bier trouw gebleven.
Eind 2008 nog richtte hij in Museum ‘t Oude Slot een druk bezochte expositie in over de brouwerijen in de Kempen rond 1900. Jan is een veel gevraagd gastspreker over bier en brouwerijen.
Verslag van de lezing
Gastvrijheid
Jan van de Kerkhof begon zijn lezing met de geschiedenis van de gastvrijheid, die aanvankelijk in de privésfeer was gelegen, de gast werd in het huis van de gastheer ontvangen en werd aangeboden te doen of hij thuis was. Later ontstonden er gelegenheden waar men tegen betaling gastvrijheid kon genieten (herbergen) niet alleen voor de vreemdelingen maar ook voor de plaatselijke bevolking.
In het Babylonische rijk waren er al wetten om deze vorm van gastvrijheid te reguleren. In Pompeï, de Romeinse stad die in 79 na Christus werd bedolven na een uitbarsting van de Vesuvius telde al één “horeca”-gelegenheid per 170 inwoners.
Geschiedenis
In de christelijke tijd waren de kloosters de plaatsen waar vreemdelingen konden overnachten en eten. In de middeleeuwen werden reizigers opgevangen bij de poorten, zowel binnen als buiten de stad. De eet – en drinkgelegenheden waren bij de marktplaatsen in de stad. De middeleeuwer dronk gemiddeld 450 liter bier per jaar, omdat de waterkwaliteit in de stad erg slecht was.
Toen de handelscontacten met verre oorden waren ontstaan werd koffie en thee geïntroduceerd als (luxe) drank. In speciale luxe drankhuizen werd koffie en thee geschonken. De naam voor zo’n drankhuis werd café (koffie).
Drankwetten
In de 19e eeuw werd onderscheid gemaakt tussen goede (bier, wijn) en slechte alcohol (gedestilleerd). Gezien het drankmisbruik, veroorzaakt door de sociale wantoestanden werd het tappen (bier, wijn) en slijten (gedestilleerd) aan regels gebonden.
In de opeenvolgende drankwetten na 1881 werd er een scheiding gemaakt tussen tappen en slijten. Vergunningen (verlof A, verlof B, tapvergunning, volledige vergunning) werden door de gemeenten aan privépersonen afgegeven. Niet aan rechtspersonen zodat verhandelen van de vergunning niet mogelijk was. Voor het verkrijgen van een drankvergunning moest het lokaal aan eisen zoals een minimale grootte en voldoende ventilatie voldoen. Ook het maximum aantal cafés bij een bepaalde bevolkingsgrootte werd daarin vastgelegd.
België
In België werd de verkoop van sterke drank in cafés verboden met als gevolg dat in België een traditie ontstond van het brouwen van bieren met hoge alcoholpercentages.
Lokaties
Buiten de steden en dorpen, op plaatsen waar mensen enige tijd moesten wachten was behoefte aan een “horeca”-gelegenheid. Bij tolhuisjes, veerponten, aanlegplaatsen van de trekschuit, de halte van de postkoets (o.a. “de hut van Mie Pils”)en spoorwegstations trof je die dus aan.
Voordat er gemeentehuizen waren in de kleinere plaatsen werden raadsvergaderingen gehouden in een café. In Zeelst werd tussen 1811 en 1850 vergaderd in café “In d’ouwe kroon”.
In de loop van de 19e eeuw waren er vele zogenaamde huiskamercafés, een kamer in een woonhuis waar door de bewoner een borrel werd geschonken. Door de drankwetten, vooral door de eisen aan ruimte en ventilatie, verdwenen ze aan het einde van de 19e, begin 20e eeuw. De overblijvende cafés gingen toen allerlei activiteiten om de klandizie aan zich te binden.
De rol van de brouwers
Eerst waren er vooral huisbrouwers, die het bier brouwden voor hun eigen café. Later ontstonden grotere brouwerijen (koopbrouwers)die bier leverden aan een aantal cafés.
Na 1900 wordt de rol van de (koop)brouwers groter. Behalve het leveren van de drank gaven ze vaak het interieur in bruikleen, waren ze eigenaar van het pand of betaalden zij de huur voor het pand. Natuurlijk hadden ze ook de rol van adviseur van de kastelein.
In die tijd betaalden de kasteleins vaak aan de geldophalers van de brouwerij, die op vaste dagen volgens een vaste route van café naar café gingen. Het was een gewoonte dat de geldophaler een rondje gaf voor de aanwezigen (rondje van de brouwer). Hoewel het overdag was waren er altijd veel gasten aanwezig. Als de geldophaler in het volgende café op zijn route binnenkwam zag hij vaak weer dezelfde gezichten.
Na de pauze gaf Jan van de Kerkhof een overzicht van de activiteiten die plaatsvinden in de cafés, vaak om bezoekers binnen te krijgen en te houden.
Activiteiten
In het begin waren dat dat oude spellen, zoals sjoelen, vogelpik, kaarten (zoals toepen, katten, rikken, boonaken, klaverjassen en bridgen)en dobbelen, biljarten en barakken. Later van tafelvoetbal naar de gokkasten.
Voor handboogschieten, kegelen en beugelen werd vaak buiten het café een speciale baan aangelegd. Tegenwoordig wordt er karaoke gezongen en wordt er overal gedart. Ook de pubquiz wint terrein. Verder zijn er muzikale en culturele optredens. Ook biertapwedstrijden en klanten in de bediening (welk team draait de hoogste omzet?). De excursie naar de brouwerij mag niet ontbreken in dit overzicht.
Cafés zijn en waren de thuisbasis voor talloze verenigingen. Behalve de te verwachte biljart-, handboogschiet-, kaart- en kegelclubs waren koren, de harmonie en de voetbalclub vaak “thuis” in een café. De opsomming die Jan van de Kerkhof gaf aan het eind van zijn lezing willen we u niet onthouden:
Spaarkas
Koren
Biljartclubs
Gildes
Handboogclubs
Kaartclubs
Reisverenigingen
Toneelverenigingen
Sociëteiten
Carnvalsverenigingen
Kegelclubs
Postduivenclubs
Fietsclubs
Trimclubs
Harmonie
Voetbalclub
Hondenclub
Konijnenfokvereniging
Dartclub
Visclub