Elk dorp kent ze: verhalen over schokkende of opmerkelijke affaires uit het verre of meer recente verleden waar nog altijd over wordt gesproken. Het ED blaast het stof van enkele van deze dorpsdrama’s. In deel 1: de mysterieuze pyromaan van Zeelst.
Zo nu en dan wordt een gemeenschap opgeschrikt door onverklaarbare branden. Zijn het er een stuk of vier, vijf, dan gaat al snel het verhaal rond dat er een pyromaan actief is.
Dat het fenomeen van alle tijden is, bewijst het drama dat speelt rond een reeks brandstichtingen in het Zeelst van 1734, waar dan nog geen tweehonderd huizen staan. Het begint met de brand die het huisje van Geertruij van Dijk compleet in de as legt. Op 10 april van dat jaar vliegen maar liefst vijf woningen vrijwel tegelijkertijd in de fik. De gedupeerden zijn Dirk Egelmeers, Maria Borghouts, Hendrik van Hout, Jan Schepens, Margriet Franssen en Jan Borgers.
Het blijft vervolgens een paar jaar rustig, tot op 22 maart 1739 het huis van de armlastige en bovendien zieke Maria Gerits Bijnen op de Djept ten prooi valt aan de vlammen. Dat is genoeg voor de Zeelster gemeenschap. De dader lijkt wel duidelijk: dat moet de kleermaker Adriaan Bouwens zijn. Geboren in Oerle, daarna woonachtig in Oirschot en sinds enkele jaren inwoner van Zeelst. Iemand ‘van buiten’ en bovendien een onbehouwen stuk vreten. De circa 50-jarige Bouwens heeft zich immers eerder bezondigd aan bedreiging van Marie Oosterbos en aanranding van Cornelia Bijnen. Dus die brandstichtingen zullen ook wel zijn werk zijn.
Adriaan Bouwens wordt opgepakt en naar de petoet in Den Bosch overgebracht. De ongelukkige kleermaker krijgt voor de Schepenrechtbank een kansloos proces en wordt zonder veel omhaal ter dood veroordeeld door middel van ophanging. In het vonnis wordt tevens bepaald dat zijn stoffelijk overschot moet worden ‘geblakerd’. Dat wil zeggen dat postuum brandwonden worden aangebracht bij wijze van extra vernedering. Het verdiende loon voor een pyromaan. Het vonnis wordt vrijwel onmiddellijk uitgevoerd. Zaak gesloten.
Maar helaas, Bouwens mag dan bij leven een lastig heerschap zijn geweest, brandstichting was niet echt zijn ding. Een paar dagen na zijn onfortuinlijk levenseinde gaat op 23 juni de vlam in drie gebouwen op de Djept, waar vijf mensen wonen. De gedupeerden zijn ditmaal Johannes Cuijpers, Jacob Bijnen, Gijsbert Bijnen, Hendrik Bogers en Francis Senders.
In Den Bosch is dus hoogstwaarschijnlijk de verkeerde opgeknoopt en geblakerd, maar daar zit de Zeelster gemeenschap niet echt mee. Ze zijn daar toch maar mooi een lastpak kwijt. Of de weduwe van Adriaan Bouwens, Jenneke de Rooij, het daarmee eens is, vermeldt de historie niet. Ook wordt nooit opgehelderd wie dan wel de mysterieuze pyromaan van Zeelst mag zijn.
Eindhovens Dagblad – 18 juli 2008
door Arnold Mandemaker
Mysterieuze pyromaan van Zeelst is al terecht!
Reactie van Jan Bressers, heemkundekring Zeelst Schrijft Geschiedenis
Uw verslaggever voert in het ED van 18 juli j.l. een mysterieuze pyromaan in Zeelst ten tonele. Het speelt in de jaren dertig van de 18e eeuw. Op 23 juni 1739 breekt in Zeelst weer een grote brand uit, nadat Adriaan Bouwens, beschuldigd van eerdere brandstichtingen, in den Bosch zou zijn veroordeeld tot de strop. Er moet dus volgens uw verslaggever een mysterieuze pyromaan rondlopen.
In het Regionaal Historisch Centrum in Eindhoven worden de administraties van de dorpsbesturen van die tijd bewaard. Deze schepenprotocollen bevatten uitvoerige getuigenverklaringen van de Zeelstenaren, maar ook van inwoners uit de omliggende dorpen, over de branden in Zeelst vanaf 1734.
Uit de verklaring van de schepenen zelf op 10 juli 1739, dus na de laatste brand, blijkt dat Adriaan Bouwens op dat moment is gedetineerd in de gevangenenpoort in den Bosch. Zij verklaren dat aangenomen wordt dat Adriaan of diens echtgenote de branden heeft gesticht, en dat deze daarom niet alleen in Zeelst, maar ook in de omliggende dorpen berucht was.
Gerit van Gerit van Helmont en diens echtgenote Catrina, inwoners van Zeelst, verklaren op 7 juli 1739 onder ede dat onze brandstichter op maandag 29 juni 1739, dus enkele dagen na de laatste brand, bij hen op bezoek is geweest. Na het nuttigen van een glas bier, is hij gaan tieren en dreigen, met name tegen schepen Jan Borgers.
Adriaan is dus tussen 29 juni 1739, enige dagen na de laatste brand , en 10 juli, de dag dat de schepenen verklaren dat hij is gedetineerd, gearresteerd. Nu Adriaan en zijn echtegenote Jenneke Snijders op veilige afstand in de gevangenis verblijven komen de verklaringen los. Geertruij Tops, de weduwe van Wouter van Dijk, legt samen met inwoners van Meerveldhoven, Zeelst, Oerle en Wintelre een verklaring af over de brand die haar huis in juli 1734 verwoestte. Zij had de kamer van haar huis verhuurd aan Adriaan Bouwens. Vanwege diens wangedrag, vangen van kippen en het kapot maken van haar hond, had zij de huur opgezegd. Bouwens dreigde haar huis af te branden en zo gebeurde ook.
Op 29 maart 1740 doen de schepenen opgave van de geleden schade als gevolg van de branden op 27 juli 1734, 22 maart 1739 en 23 juni 1739, branden die naar men aanneemt zijn gesticht door Adriaan Bouwens die in januari 1740 in den Bosch met de dood werd bestraft, of door diens echtgenote Jenneke, die nog in den Bosch gevangen zit. Dat niet alle branden zomaar aan Adriaan zijn toegeschreven blijkt uit het feit dat de grote brand van 10 april 1736 in de Heistraat, niet wordt genoemd. De brand op 22 maart 1739 (palmzondag) betrof het huis aan de Linde van Maria Gerits Bijnen, de weduwe van Hendrik Oosterbos. Zij raakt alles kwijt, twaalf jaar later is haar huis nog niet opgebouwd en is zij aan de bedelstaf.
Op 23 juni 1739 was het dus weer raak: drie huizen, zijnde vijf woningen, op de Djept, worden in de as gelegd. Adriaan en zijn vrouw waren de bewoners van een van deze woningen. Op 5 augustus 1739 en 29 augustus worden door getuigen veel belastende verklaringen afgelegd tegen Jenneke en Adriaan. In de getuigenissen wordt veel belang gehecht aan het feit dat Jenneke, zelf ooggetuige, geen “help”of “brand”heeft geroepen. Voorts lag de huisraad van Adriaan al voor de brand, buiten in de hof van de windzijde af. Jenneke had ook een lat uit het dak gehaald, een half uur voordat de brand ontstond. Het vuur was zij gaan halen bij Joannes Cuijpers.
Uit de lijst van de geleden schade blijkt dat het in alle gevallen op een na, gaat om huisjes waarin tenminste een weefgetouw stond. Zeelst was in die tijd een echt weversdorp, de textielindustrie stond toen nog in volle bloei. Zoiets als een brandverzekering bestond niet, het kostte de slachtoffers heel veel moeite om er weer een beetje bovenop te komen.