Geheimen van Veldhoven, Uit de pers

Zeelst: historie van een weversdorp

Het pand rechts van paard en wagen is het huis en weverij van Habraken. Daarachter zijn de daken van de weverij Bazelmans-De Wit deels te zien.

In de negentiende eeuw werken er veel wevers in Zeelst, net als in veel andere plaatsen in de Kempen. In Zeelst zijn er in 1853 honderdtwintig wevers en zes linnenreders. Vanaf die tijd verschuift het weven langzaam van de thuiswevers naar arbeiders in de weverijen.

De eerste wevers zijn vaak keuterboeren die in de winter hun karige inkomen willen aanvullen, maar ook grotere weverijen. Zoals de weverijen Habraken-de Wit en Bazelmans-de Wit die niet alleen zelf weven, maar ook werk van de keuterboeren opkopen.

De weverij Bazelmans-de Wit is van Frans Bazelmans, in Zeelst ook wel bekend als ‘de Lord’. De Lord woont in de villa aan de Kruisstraat vlakbij museum ‘t Oude Slot. Zijn weverij ligt achter de huizen van Habraken aan de Heuvel en Kruisstraat.

Een andere wever, linnenreder en -handelaar Gerardus de Wit woont in 1832 in het enige huis in de categorie buitenklasse in Zeelst op de hoek van de Kruisstraat/Heuvel. Hij staat aan de basis van Weverij Habraken-de Wit en wordt later de eerste burgemeester van Zeelst. Gerardus’ dochter trouwt met Johannes Habraken, koopman en rietmaker en later ook burgemeester van Zeelst. Bij Habraken-De Wit wordt het linnen op natuurlijk wijze gebleekt, op de bleekweiden aan de hoek Vijverstraat/ Kruisstraat. De wevers maken gebruik van water uit de vijvers dat ook gebruikt wordt als bluswater. De naam Vijverstraat komt van deze vijvers.

Tegenover weverij Habraken-De Wit ligt café ‘de Gouden Appel’, tegenwoordig ‘Manhattan’. De Gouden Appel wordt eerst uitgebaat door de familie van Nuenen, later is de familie Boogers generaties lang uitbater van het bekende café. In 1851 begint kastelein en bakker Jan van Nuenen, achter de het café een weverij met vier handgetouwen. Al voor die tijd zorgt Jan vaak voor getouw en garen, als de thuiswevers het niet zelf kunnen betalen. Voor de geweven stukken betaalt hij de thuiswever in geld en natura. De stukken verkoopt hij door in Den Bosch of Boxtel, zo wordt hij ook linnenreder.

Rond 1890 verhuist de weverij naar Meerveldhoven, vanwege de beschikbaarheid van water en grote bleekweiden vlak bij de Gender. Gebleekte en gewassen linnen brengt meer op. Over het verdere zakelijke succes van de familie van Nuenen meer in een volgende aflevering.

Bronnen:
Stichting Geheimen van Veldhoven, heemkundekring Zeelst Schrijft Geschiedenis (o.a. de publicatie ‘Zeelster Nijverheid’).

Voor meer info:
download de app ‘Geheimen van Veldhoven’,
of neem een kijkje op www.geheimenvanveldhoven.nl

Veldhovens Weekblad, 26 mei 2017